Zoeken in deze blog

maandag 12 maart 2007

Niets aan de hand



Het werd steeds leuker en gezelliger in Adelboden. Ons gezelschap intergreerde uitstekend en de banden met de lokalen werd "immer besser". Drank vloeide rijkelijk, goede gesprekken werden aangeknoopt en hier en daar dreigde er zelfs tijdelijke relaties te ontstaan. Het weer werkte mee en iedereen was gelukkig. Zaterdagavond, na het diner, hebben de bijdehante kommerzboys een interessante groepskorting bedongen bij die Alte Taverne, maar Marieke en ik vonden het wel best en zijn mit eine flasche wein in het restaurant blijven hangen. De Sunny Funny Boys waren naar huis en de opvolgende band was niet helemaal onze stiel. Maar ja, zonder ons is het natuurlijk lang niet zo gezellig, dus kwam als eerste René weer bij ons zitten. Met uitzondering van de verstandige lieden van onze ploeg, die bijtijds naar bed waren gegaan, druppelden ze langzaam allemaal weer binnen. Diverse wijnen werden, door het overigens uitmate vriendelijke personeel, opengetrokken en opgedronken, maar de drang naar onze bevriende flesjes Smirnoff begon na enige tijd toch weer buitenproportionele vormen aan te nemen. Er zat niets anders op dan naar de Pintli naast ons hotel te lopen en daar wat voorraad in te slaan. Omdat we ze ongeopend mee namen kregen we korting, en op aanraden van de portier stopten we ze onder onze jassen vanwege aanhoudingsgevaar door de Zwitserse gestapo en dreiging van het gevang. Beneveld sloegen we het aardige aanbod van een joint af en stapten weer hotelwaarts, waar we onze ontzettende grappige conversatie voortzetten, althans daar waren we zelf van overtuigd. De Smirnoff verdween als sneeuw voor de zon en na een refill door Eric en Ramon, was het half 4 's nachts, konden we nog net de lift vinden en merkte ik de volgende dag dat ik al m'n geld verloren was.
De volgende ochtend zag het leven er na 2 paracetamolletjes en een paar koppen koffie op het zonovergoten terras er helemaal niet zo slecht uit. Totdat het taxibusje voorreed om ons terug naar het vliegveld in Zürich te rijden. Nietsvermoedend sloeg Mary, vooringezeten, het portier van de auto dicht. Helaas pindakaas zaten mijn vingers er nog tussen. Er volgde ijselijke noodkreten mijnerzijds en het duurde even voordat iedereen in de gaten had wat er "aan de hand" (grapje!) was, maar toen werd razendsnel de deur weer opengegooid en konden mijn arme, inmiddels geplette, vingers weer uitdeuken. Vliegensvlug kwamen van alle kanten grote zakken met ijs aangesneld waar ik mijn hand ruim een uur in heb gehouden. Het heeft geholpen. Nadat de vingers aanvankelijk akelig groot opzwelde en een paarsige kleur aannamen, is er nu al bijna niets meer van te zien. Ik kan ze gewoon weer buigen en het tikken van dit stukje levert geen enkel probleem op. Iedereen kon opgelucht adem halen en volgend jaar gaan we weer.

Geen opmerkingen: