Zoeken in deze blog

donderdag 24 november 2011

Alleen voor volwassenen

Nu het sinterklaasfeest nadert, komt mij een gebeurtenis in herinnering uit mijn Nijmeegse studententijd. Nijme­gen had toen een zogenaamde stads-Sinterklaas, een func­tie, die jarenlang op bevredigende wijze vervuld werd door een gepensioneerd majoor bij de cavalerie, Van Tit­sen genaamd. De man kon werkelijk paardrijden en het was een stichtende aanblik hem, voorover op het paard liggend, met de mijter diep in het voorhoofd gedrukt en de tabbaard als een vaan achter zich aanwapperend, door de binnenstad te zien voortjagen. De jeugd voelde, dat er met deze oude niet te schertsen viel. Hiermee waren zijn moge­lijkheden echter uitgeput, want eenmaal op het bordes van het stadhuis aangeland, had hij de aldaar verzamelde me­nigte volstrekt niets te zeggen. Hij bepaalde zich tot zege­ningen, die hij met de linkerhand achteloos uitvoerde, ter­wijl hij met de rechter af en toe een glaasje tot zich nam. De plaatselijke geestelijkheid nam hier terecht aanstoot aan en men zag om naar een nieuwe bisschop. De keuze viel op Piet Ramakers.
Ramakers was een der kroegtijgers van de sociëteit. In het grijs verleden had hij zich voor de beoefening der rechts­wetenschap ingeschreven en sindsdien geen bal meer uit­gevoerd. Zulke figuren zijn altijd populair en wel om een eigenaardige reden. De meeste studenten willen de indruk wekken van niet te studeren. Zij doen echter op tijd hun examens. De bedoeling van deze fictie is, dat hun vorde­ringen aan louter genialiteit worden toegeschreven. De aanwezigheid nu van iemand, die dit ook werkelijk niet doet, geeft aan het sprookje een soort waarschijnlijkheid. die het anders niet hebben zou. Hij neemt het risico op zich van niets te doen, zijn vrienden tooien zich met dit geleen­de aureool en komen toch vooruit. Het is zijn functie een bepaalde studentikoze houding waar te maken. In zijn persoon vertegenwoordigt hij datgene, wat gebeurt, als men niet werkt en tevens onbegaafd is. Hij bewijst de geniali­teit der anderen. In ruil hiervoor ontvangt hij onkwets­baarheid.
Ramakers was er onmiddellijk voor te vinden. Hij weiger­de echter paard te rijden, omdat hij die kunst niet machtig was. Men opperde nu het idee, dat hij zich aan de andere kant van de Waal zou opstellen om zich daarna in vol or­naat over de brug naar Nijmegen te bewegen. Ook hierte­gen had Ramakers bezwaren. Hij meende, dat het van geen sterfelijk mens gevergd kon worden om bijna een ki­lometer, van Lent naar Nijmegenn, bisschoppelijk voort te schrijden. De grote afstand en de forse windkracht maakten dit liturgisch onuitvoerbaar. Toen kwam iemand op de gedachte van een roeiboot. Sinterklaas zou in een sloep plaats nemen, die gesleept werd door een aantal klei­nere bootjes, geroeid door Zwarte Pieten. Gezien de ster­ke stuwing van de Waal zou men aan de andere oever een flink eind stroomopwaarts van wal steken om precies aan de voet van de steile Grotestraat de Nijmeegse grond te betreden. Dit onzalige plan oogstte aller bijval. Een aan­bod van de Nijmeegse roeivereniging, om hierin behulp­zaam te zijn, werd roekeloos van de hand gewezen, de stu­denten konden dit zelf wel aan. Wat er nu gebeurde, zal ik nooit vergeten.
Stipt op tijd zagen wij Ramakers aan de overzijde van de Waal verschijnen, met staf en mijter uit een schuurtje te voorschijn tredend. De schoolgaande jeugd, die zich aan de Nijmeegse oever had opgesteld, begon wild met vlaggetjes .te zwaaien en zette devoot het eerste Sinterklaaslied in. Het was een prachtig gezicht. Ramakers, rechtop staande in zijn sloep, voer statig voorwaarts naar het midden van de rivier en sloeg langzaam de maat van het lied, dat hem over de golven bereikte. De aanzienlijke afstand, die hem van de zangers scheidde, maakte dat het geluid hem een volle seconde later bereikte, zodat hij tegen de maat insloeg, maar dit kleine euvel was niets, vergeleken bij de ramp, die er hierna plaats greep. In het midden van de Waal gekomen werden de hem omringende bootjes door de krachtige stroom gegrepen en schoten als pijlen voorwaarts. Ramakers, die direct inzag dat hij op die ma­nier ergens in Tiel aan land zou komen, beval het roeiend personeel de steven te keren en tegen de stroom in te werken. De veertien Zwarte Pieten gehoorzaamden on­middellijk en roeiden als bezetenen de andere kant uit. Sin­terklaas draaide een halve slag om zijn as en dreef, met zijn rug naar de Waalbrug gekeerd en verwoed met zijn staf sticulerend, onhoudbaar de stroom af.
Een hevige onrust, dat de heilige hen ontsnappen zou, maakte zich van de kleinen meester. Zij holden met hun vlaggetjes langs de Waalkade en zetten smekend het 'Zie ginds komt de stoomboot' in. Ramakers, vermoedelijk door deze tekst geprikkeld, smeet zijn staf in het water en greep persoon­lijk de riemen. Het mocht niet baten. De heilige man, door drank ondermijnd, deed wat hij kon, maar bleek tegen de elementen niet opgewassen. Tot overmaat van ramp brak het touw, waarmee hij aan de achterste roeiboot bevestigd was. De sloep van de bisschop draaide een paar maal in het rond en schoot toen als een torpedo de Waalbrug onder­door.
Het was hier, dat Ramakers zich in zijn volle grootte ver­toonde. Inziende dat verdere inspanningen vruchteloos waren, verhief hij zich statig van de roeibank en begon de steeds verder van hem zich verwijderende kinderen be­daard te zegenen. Het was een aangrijpend schouwspel. De bisschop, als een razende in het rond tollend, doch on­verdroten in functie blijvend, verdween zegenend aan de einder, nagestaard door zijn vertwijfelde gelovigen, die alle hoop om hun herder nog in te halen hadden opgegeven, doch hem bemoedigend bleven nazingen, tot hij geheel aan het gezicht onttrokken was. We vonden Ramakers ruim een uur later ter hoogte van Druten in het riet, bemodderd, maar nog onvervaard. Fluks werd hij naar de Grote Markt vervoerd, waar de jeugd van Nijmegen hem in roerend vertrouwen verbeidde. Hier deden zich nieuwe incidenten voor, die aan zijn kerkelijke loopbaan voor­goed een einde maakten. Daarover een volgende keer.

Godfried Bomans

Geen opmerkingen: