![]() |
Goed truitje, Britt |
In mijn stalkboekje staat John nog altijd op eenzame hoogte. John was een van mijn allergrootste fans toen ik een jaar of twintig was. Overdag stond ik op de markt en 's avonds werkte ik in een kroeg in Bussum. Aan de bar volgden zijn ogen mijn verrichtingen slaafs, al waren deze zeker het onthouden niet waard. John was getrouwd, had kinderen, een bedrijf en een geit. Niet gehinderd door deze details hunkerde hij voort. Onze conversatie reikte niet verder dan de gebruikelijke trivialiteiten en de uitnodigingen om samen op stap te gaan sloeg ik beleefd af.
De tijd verstreek. John bleef komen, evenals een heleboel andere stamgasten. De bos rozen op mijn verjaardag kon ik nog wel waarderen, al begon me destijds al wel op te vallen dat de goudkleurige Citroën CX verdacht vaak in mijn buurt geparkeerd stond. Toen ik hem hier op aansprak beriep hij zich op toeval. Maar eenmaal in de gaten begon het toch aardig irritant te worden. De auto verscheen overal en met name geparkeerd voor mijn woning, in het centrum van Bussum.
Uiteindelijk verscheen in een van de plaatselijke kranten een advertentie. De zaak stond te koop en John zou naar Spanje vertrekken. Met mij! Niet dat ik ooit het nieuws las in die tijd maar de vele gelukwensen c.q. boze reacties die ik kreeg spraken boekdelen. Het goede gesprek dat er tussen ons volgde haalde niets uit. Met man en macht probeerde ik hem te overtuigen van mijn oprechte desinteresse in hem, zijn leven en al helemaal die geit. Mijn pogingen waren ijdel. Ook de aangifte bij de politie had geen resultaat. Het is algemeen bekend dat je daarvoor eerst gewurgd dient te worden.
Op een zekere zaterdagavond kwam onze fictieve relatie tot een climax. Nietsvermoedend zat ik thuis een film te kijken tot ik iemand hoorde morrelen aan het raam in de keuken. Achter mijn etage boven een kledingwinkel stond de werkplaats van de naastgelegen fietsenhandel. Via de steeg tussen de winkels kon je dus met gemak op het platte dak hiervan klimmen richting mijn keuken. Maar het raam was een stukje verderop en niet zo eenvoudig te bereiken, dus who the f....
Als de dood sloop ik de slaapkamer in. Het wrikken en breken ging door. Met ingehouden adem luisterde ik naar de voortgang die er gemaakt werd en realiseerde me dat er over niet al te lange tijd iemand zonder uitnodiging midden in mijn huis zou staan.
En toen werd ik boos. Niet een beetje maar heel erg. Tijd voor actie. De slaapkamerdeur zwaaide open en ik stoof de keuken in. Met bruut geweld trok ik het raam open. Daar stond de manspersoon van bijna twee meter op het randje van het kozijn te balanceren. Onhandig stuntelde hij met zijn lange lijf het raam door de keuken in en keek me onnozel aan.
Woest was ik. Zwaar geschonden in mijn privacy vloekte en tierde ik tegen John dat het een lieve lust was en bonjourde hem alsnog de deur uit. Dat zou hem leren. Maar de volgende dag stond de auto gewoon weer tegenover mijn voordeur geparkeerd.
Ik was ten einde raad. Wat nu? Tegen zoveel vastberadenheid was ik niet bestand. Welke opties had ik nog. Er restte nog maar een poging om mijn leven weer terug te krijgen; zijn ouders.
Vader en moeder waren al op leeftijd en meer dan vijftig jaar gevestigd in een van de zijstraten van de Huizerweg, waar ze een winkel in melk en andere zuivelproducten dreven. Er zat niets anders op dan ze een bezoek te brengen.
Ik zie de oudjes nog zitten. Altijd snoeihard gewerkt, met zachte rode randjes onder de doorleefde ogen. Zo vriendelijk als mogelijk legde ik uit wat de situatie was, de noodzaak van mijn bezoek aan hen onderstrepend. Dat het echt niet mijn bedoeling was ze overstuur te maken maar dat alle andere mogelijkheden zonder het gewenste resultaat waren gebleven. Zijn moeder begon te huilen. Het brak mijn hart. Nooit zal ik dat beeld van deze twee mensen naast elkaar op de bank meer vergeten, maar het kon niet anders. En... het hielp. John begreep eindelijk dat er geen gezamenlijke toekomst voor ons in het verschiet lag. Wat een opluchting.